Op Clubhouse vertelt Giel Beelen alles

Ik kreeg deze week een uitnodiging voor Clubhouse. De nieuwe hype op social media. Voor wie het nog niet kent (en dus nu al hopeloos achterloopt): Clubhouse is een platform waarop je gesprekken kunt voeren, terwijl andere mensen meeluisteren. Alleen in audio, dus zonder beeld erbij. Een soort conference-call met onbekenden. In de app zie je een overzicht van alle gesprekken die gaande zijn en daar kun je dan naar luisteren. En als je iets wil zeggen kun je een digitale hand opsteken. Dat is het. Je kunt verder niet chatten, niks liken, geen grappige gifjes delen. Het is praten of luisteren. Horen of gehoord worden. En het is dus nieuw. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik ben na een jaar van lockdowns blij met alles wat maar ook een beetje nieuw of anders is. Dus ik had er zin in. Met de spanning van een jarig kind maakte ik mijn entree, benieuwd naar al het moois dat Clubhouse me te bieden heeft.

Ik viel meteen in een gesprek dat heette: Business Babes Success Stories. Drie ondernemers slash business babes legden uit hoe zij toch zo ongelofelijk succesvol geworden waren. Twee uur lang vertelden ze over hun slimme verdienmodellen en hoeveel ‘K’ ze per maand binnen harkten. Tussendoor staken ze voortdurend digitale veren in elkaars digitale reetjes. Op datzelfde moment vond in mijn netwerk nog een tiental andere gesprekken plaats, met titels als: Zo krijg je meer volgers op LinkedIN, Master Your Money Mindset met Monica Geuze en Giel Beelen vertelt alles. Ik vind het normaal gesproken al veel als Giel Beelen één ding vertelt, maar op Clubhouse vertelt hij dus echt alles.

Maar niet zomaar aan iedereen, want Clubhhouse is een exclusieve club. Het is alleen toegankelijk voor mensen met een uitnodiging. Hierdoor wordt het bevolkt door de crème de la crème van social media. Mensen die zich graag onderscheiden van het plebs. Het zijn de types die voor corona rondhingen in exclusieve clubs als de Jimmy Woo: (semi-)BN’ers, influencers, business coaches en zelfbenoemd entrepreneurs. En als ik ergens een hekel aan heb, zijn het wel (semi-)BN’ers, influencers, business coaches en zelfbenoemd entrepreneurs. Dit zijn mensen die denken dat werkelijk alles wat zij te vertellen hebben ook interessant is voor anderen. Voor deze doelgroep is Clubhouse een uitkomst. Want hier kunnen ze de godganse dag als zelfbenoemde experts te oreren over hun zelfverzonnen expertises.

Dankzij YouTube kan iedereen tv maken. Dankzij podcasts kan iedereen radio maken. Dankzij Clubhouse kan iedereen nu hoofdspreker zijn op zijn eigen congres. En wij, de andere gebruikers, hebben het grote voorrecht om hier naar te luisteren. Zo bijzonder. Zo exclusief.

Het enige wat ik écht leuk vond was een gesprek dat heette Dertig minuten gezellig samen je bek dicht houden. Op een ongemakkelijk lachje en een paar typende vingers na, hoorde je een half uur lang helemaal niks. Niet één (semi-)BN’er, influencer, business coach of zelfbenoemd entrepreneur kwam aan het woord. Goddelijk! Ik had die app natuurlijk ook gewoon uit kunnen zetten, maar toch had het iets gezelligs om samen stil te zijn. De zwijgende aanwezigheid van 173 vreemden gaf me weer even het gevoel van samen werken in de bibliotheek.

Men zegt dat Clubhouse zijn succes te danken heeft aan het gebrek aan sociale interactie tijdens de lockdown. Mensen zouden er naar snakken om weer eens iemand te horen praten die ze niet kennen. Dat heb ik ook. Maar niet déze mensen over déze onderwerpen. Wat ik mis zijn de normale gesprekken tussen normale mensen. Ik wil niet naar de Jimmy Woo met Giel Beelen en Monica Geuze. Ik wil naar café Het Rakkertje in Alblasserdam. Ik wil eindeloos ouwehoeren met nieuwe beste vrienden die ik daarna nooit meer zal zien. Ik wil keihard meezingen met ‘Why Tell Me Why’ en dat niemand merkt dat ik de tekst niet ken. Ik wil dat iemand gewoon weer eens een lauw biertje in mijn nek gooit. Is dat nou zo veel gevraagd?

Het maakt mij niet uit wát het is dat niet doorgaat, als het maar niet doorgaat.

Nou jongens, het hoge woord is eruit: kerst 2020 gaat niet door. Of althans: niet met de hele familie. En als het zo doorgaat met de besmettingen voorzie ik dat wij zelfs binnen ons huishouden nog moeten opsplitsen voor het diner.

Dat het geen groot feest wordt verbaast mij natuurlijk niks. Wat mij wel verbaast is dat mensen hier zo teleurgesteld over zijn. Ze wringen zich in allerlei bochten om tóch in godsnaam kerst te kunnen vieren. Ik ken mensen die smeren kerst uit over tien dagen, met op iedere dag een ander familielid. Anderen ontwikkelen hele zoom-schema’s om elkaar tijdens het diner ten minste wel aan te kunnen kijken. En voor wie dat nog niet genoeg is, zijn er speciale tafel-spatschermen te koop, om zo veilig mogelijk de regels te kunnen overtreden.

Terwijl bij mij toch maar één gevoel overheerst: opluchting. Ja, ik durf er eerlijk voor uit te komen, ik ben verheugd dat kerst 2020 niet doorgaat. Ik geniet er sowieso enorm van als dingen niet doorgaan. Het maakt mij eigenlijk niet uit wát het is dat niet doorgaat, als het maar niet doorgaat. Je kan mij niet blijer maken dan door een afspraak op het laatste moment af te zeggen. Hoe later hoe beter. Als ik net met mijn jas en mijn tas bij de deur sta: heerlijk. Als ik al bijna bij station Groningen ben: nog beter. Als ik al ruim een kwartier zit te wachten in het café: alsjeblieft, doe mij een plezier en zeg af!

Oh de zalige leegte van een onverwachts vrijgevallen zaterdagavond. De zee van tijd die blijkt te passen in een uitgevallen tennisles. De goddelijke stilte tijdens een diner voor twee dat je in je eentje mag opeten. Mijn moeder zegt altijd: ‘als je er eenmaal bent vind je het leuk.’ Maar wat blijkt? Als je er nooit naartoe gaat vind je het nog veel leuker! Dus waarom al die moeite doen? Nee echt, het mooiste verjaardagscadeau dat je mij kan geven is dat het hele feest niet doorgaat.

Wat dat betreft was 2020 een topjaar voor mij. Ik heb uitgerekend dat ik maar liefst 27 verjaardagen heb mogen overslaan. 27! En dan heb ik die van kennissen en collega’s nog niet eens meegeteld. Ook hoefde ik naar nul bruiloften en hoefde dus ook nul jurken te kopen, die ik daarna nooit meer aan zou trekken. Ik hoefde geen inspiratie-sessies bij te wonen in een hippe loods in Amsterdam Noord, niet te borrelen met de nieuwe buren, niet naar een akoestisch concert van Suzan en Freek in Tivoli en als kers op de taart hoef ik nu dus ook geen kerst te vieren. Heerlijk!

Ik begrijp heus wel dat mensen verdrietig zijn van het idéé van kerst dat niet doorgaat. Het idee van de gezelligheid, de warmte en de verbinding. Maar laten we de realiteit niet uit het oog verliezen: kerstmis is de minst verbindende activiteit die een familie kan ondernemen. Kerst is een kapitalistisch, commercieel en boomkappend kutfeest, dat bij ons altijd uitmondt in verplichte wandelingen in de regen, krijsende kinderen aan tafel en slaande ruzie met mijn vader, die liever thuis was gebleven.

En terwijl ik dit schrijf besef ik dat ik steeds meer op hem ga lijken. Mijn vader: de man die met geen stok zijn huis uit te slaan is. De man die zo lang treuzelt met vertrekken, dat het überhaupt geen zin meer heeft om te gaan. De man die een vakantie ‘een hele lange omweg naar huis’ noemt. Vroeger verafschuwde ik deze ongezellige levenshouding, maar anno 2020 blijkt het precies de juiste instelling om een pandemie goedgemutst door te komen.

Mensen zeggen steeds: wees dankbaar voor wat er wèl is. Maar ik wil het graag omdraaien: wees dankbaar voor wat er níet is. Sta eens stil bij alle dingen die je bespaard zijn gebleven dit jaar. Denk wat meer zoals mijn vader, en ontdek de charme van het thuisblijven. Want volgens mij heeft hij gelijk: vakantie is eigenlijk gewoon een lange omweg naar huis, het leven is een lange omweg naar de dood en de corona crisis is niets meer dan een lange omweg naar kerst 2021. Ik zou zeggen: geniet van de gecancelde kerstdagen zo lang ze duren, want voor je het weet gaat alles gewoon weer door.

Wintermode

De winter komt er weer aan en dat betekent dat mijn lievelingskledingstuk weer in de winkels hangt: de wollen trui met korte mouwen. Ieder jaar is hij er weer en ieder jaar maakt dit mij een beetje vrolijk.

Er zijn dus blijkbaar mensen die dit kopen.

Waarom? Wanneer trek je een dikke wollen trui met korte mouwen aan? Welk weer is het dan? Wisselvallig: winters koud met landinwaarts tropische periodes?

Het zou mij niks verbazen als de ontwerper van deze truien ook iets te maken heeft met de jaarlijks terugkerende wintertrend ‘blote enkels’ en de ‘ribbenjas’: de winterjas die zo kort is dat hij alleen je ribben verwarmt.

Ik verheug me nu al op de wintermode van 2021. Ik hoop heel erg op een slipper-schaats (met Crocs als schoenen) of een muts van ijzer. ‘Voor de Hipster die zijn hoofd graag koel houdt.’

De terreur van de hooglipjes

Hallo met mij!

Ik wil het even hebben over mensen die hun mond niet dicht doen tijdens het praten. Ken je dat soort mensen? Die houden voortdurend hun bovenlip opgetrokken, alsof ze de godganse dag een geschrokken konijn imiteren. Ondertussen proberen ze wel gewoon een gesprek te voeren.

Dat lukt natuurlijk nauwelijks, want om bepaalde letters goed uit te spreken, moet je nou eenmaal je lippen op elkaar zetten. Neem de letter M: die spreek je uit door twee lippen op elkaar te zetten en daar een geluid doorheen te maken. Maar deze mensen weigeren dat. Ze vinden het belangrijker om hun bovenlip te allen tijde opgetrokken te houden, dan om fatsoenlijk te articuleren. Dus proberen ze de M-klank na te bootsen door hun onderlip tegen hun voortanden aan te zetten. Het klinkt bijna hetzelfde, maar als je goed luistert hoor je dat ze niet mama maar wawa zeggen. Niet hallo met mij, maar hallo wet wij.

Waarschijnlijk ben je dit nu aan het proberen. Heel goed! Want dan weet je meteen wat voor mensen ik bedoel. Misschien was het je hiervoor nog nooit opgevallen, maar als je het eenmaal ziet, kun je het niet meer níet zien. Dan zie je alleen nog maar die mond die maar niet dicht gaat. Die stramme bovenlip, dat sappige tandvlees en die vochtige voortanden die voortdurend in beeld blijven.

Persoonlijk lukt het mij niet om een gesprek te voeren met een ‘hooglipje’. Ik kan alleen maar denken: waarom?! Waarom doe je dit? Zijn je lippen te kort? Zijn je voortanden te groot? Is je kaak uit de kom? Nee! Anatomisch gezien is er niks mis met je! WAAROM DOE JE JE MOND DAN NIET DICHT?!

Ik vermoed dat deze mensen gewoon aartslui zijn. Ze vinden het simpelweg te veel moeite om hun lippen voor ieder woordje weer helemaal op elkaar te zetten. Dus maken ze zich er makkelijk vanaf door wawa te zeggen in plaats van mama. Dat ze op deze manier alle levensvreugde uit hun gesprekspartner zuigen, kan ze klaarblijkelijk niks schelen.

Ze komen er natuurlijk ook mee weg. Ons nationale credo is ‘bemoei je met je eigen zaken’, dus halen we onze schouders op en laten we de hooglipjes gewoon hun gang gaan. Zoals we ook niks zeggen van volwassen mannen die patta’s zeggen of vrouwen die zalvend hun ogen dicht houden tijdens een gesprek.

Ik vind dat dat maar eens afgelopen moet zijn. Wij hebben allemaal last van de terreur van de hooglipjes en dat mogen ze best weten. Laten, lieve lezers, we dit gedrag voor eens en voor altijd de kop in drukken. Laten we voortaan, als een van ons onverhoopt in gesprek raakt met een hooglipje, gewoon vriendelijk vragen: ‘Zou je alsjeblieft je mond dicht willen doen als je tegen me praat?’

Ons Kind

Ik vraag me wel eens af wat andere mensen van hun eigen kind vinden, als ze ons kind eenmaal hebben ontmoet. Zijn ze dan teleurgesteld in hun kind? Fantaseren ze er stiekem over om hem of haar in te ruilen? Ze zullen namelijk onvermijdelijk moeten concluderen dat hun eigen kind een beetje minder goed gelukt is. Zowel qua looks, als qua kennis en kunde.

Zoals ons kind zijn er nou eenmaal niet veel. Zo lief en intelligent, zo rustig en welgemanierd. En zó veel potentie. Acht weken oud en nu al pogingen doen tot omrollen, slaan tegen een speeltje en zich afzetten tegen de spijlen van de box. En dat niet alleen, ze kan ook al bijna kruipen en iedereen kan zien dat het niet lang zal duren voor ze haar eerste woordje zegt. Ja, ons kind is een heel bijzonder en begaafd kind en dat moet andere ouders onzeker maken.

Uit bescheidenheid probeer ik er maar niet al te veel over op te scheppen. Dus als ze weer eens iets nieuws heeft geleerd (zoals deze week onder andere het omhoog tillen van haar hoofd en het kirren in een ongebruikelijk hoge toon) dan stuur ik de filmpjes alleen naar een selecte groep vrienden en familie. Ik deel ze bewust niet op Facebook of Instagram, omdat ik andere ouders niet voortdurend wil confronteren met de middelmatigheid van hun eigen kind. Dat vind ik cru en niet nodig.

Nee, want waarom zou je? Hun kinderen zullen toch nooit het niveau van ons kind bereiken, hoeveel ze ook gestimuleerd en gepusht worden door hun (teleurgestelde) ouders. Je kunt mensen daarom beter in de waan laten dat ook zij een leuk kind op de wereld hebben gezet. Ook al weet je dat ze niets voorstellen vergeleken bij jouw kind. Je wéét het, maar je houdt het voor je. Dat is volwassenheid. En dat maakt ons ook zo bijzonder. Daarom hebben wij waarschijnlijk zo’n bijzonder kind gekregen. Omdat wij er mee om kunnen gaan.

Alsof ze er altijd al was

Het valt mij op dat veel mensen die op kraamvisite komen hetzelfde zeggen. Namelijk: ‘Het is net alsof ze er altijd al was hè.’ Het is eigenlijk geen vraag, maar meer een statement. Zo voelt het, als je een kind hebt. Punt. Maar eerlijk gezegd herken ik het niet. Ik vind het allemaal spannend en gloednieuw en totaal anders dan toen ze er nog niet was.

Vaak voegen ze er nog aan toe: ‘Je kunt je nu al niet meer herinneren wat je allemaal deed op een dag zonder kinderen, hè?’ JAWEL! Dat kan ik wel! Soms werkte ik. Soms ging ik de stad in met vrienden. Soms keek ik op één dag alle afleveringen van Friends seizoen 9, zonder me ergens om te bekommeren. Ik kan het me nog precies herinneren. Dat was namelijk twee maanden geleden nog en dat heeft maar liefst de rest van mijn leven geduurd.

Mijn vrienden zeggen het, mijn ouders, de buren, laatst zelfs de kapper. Het lijkt wel alsof ik de enige ouder ben die niet het gevoel heeft dat mijn kind er altijd al was. In het begin ging ik er steeds tegenin en zei ik dat het voor mij nét was alsof ze er pas nét was. Maar ik ontdekte al snel dat het gesprek daar nooit echt leuker van wordt. Je wordt toch een beetje de spelbreker die niet gezellig meepraat. De zuurpruim die reageert op de vraag ‘lekker weertje hè’ met ‘nou, het is mij te heet’. Dus inmiddels heb ik besloten om maar gewoon mee te praten. ‘Nou inderdaad, het is bijzonder hoe dat werkt. Ik kan haar met geen mogelijkheid meer wegdenken!’

Ik vraag me af hoeveel van deze mensen ooit door hetzelfde proces zijn gegaan. Dat ze in het begin dapper hun eigen mening hebben verkondigd, tot ze na verloop van tijd ook maar zijn gaan meepraten met de massa. En dat ze dat inmiddels zo vaak hebben gedaan dat ze er zelf in zijn gaan geloven. Misschien sta ik binnenkort bij andere ouders ook wel te verkondigen dat ik me niet meer kan herinneren hoe het leven zonder kinderen was!

Zou dit dan het officiële begin van het moederschap zijn? Dat je jezelf net zo lang wegcijfert om de goede sfeer te behouden, tot je op een dag niet meer weet wie je zelf ook alweer was?

Corona is een kans

Als mensen dingen zeggen als ‘corona is juist een káns’ en ‘je moet kijken naar wat er wèl is’, dan roept dat bij mij dubbele gevoelens op. Aan de ene kant denk ik ‘wat mooi, zo is het eigenlijk ook’. Aan de andere kant komt er een klein beetje kots naar boven.

Soms wou ik dat ik dit soort dingen ook gewoon kon zeggen zonder dat kleine beetje kots. Maar ik ben bang dat ik dat niveau nooit ga bereiken.

Opgenomen (geweest) gemeld

Vandaag zijn er 189 patiënten in het ziekenhuis opgenomen (geweest) gemeld.

Dit zinnetje lees ik iedere dag in de RIVM corona update. En ik vind het nogal een verwarrend zinnetje. Hoezo opgenomen (geweest)? Je houdt toch bij wie er opgenomen is en wie er opgenomen geweest is? Je kunt als ziekenhuis toch zeggen: zoveel mensen zijn er vandaag opgenomen en zoveel mensen zijn weer naar huis?

Dit roept bij mij een beeld op van patiënten die lukraak het ziekenhuis in- en uitlopen, zonder dat iemand zich erom bekommert. ‘Fons de Graaf? Ja, die wás hier vanmiddag wel, maar waar hij nu is? Al sla je me dood. Het zou me niks verbazen als die naar huis is gegaan om Boer Zoekt Vrouw te kijken. Als ik u was zou ik het daar even proberen.’

De dubbele-ochtend-hik

Iedere ochtend als ik wakker word moet ik twee keer hikken. Nog voor ik iets kan zeggen. Hik … hik... Nooit één keer, nooit drie. Iedere ochtend twee hikken. Als een haan die moet kraaien voordat hij aan de dag kan beginnen. Op zich niks ernstigs natuurlijk, het is alleen heel vervelend voor mijn vriendin, want die wordt er iedere dag (veel te vroeg) wakker van. Maar ik kan er niet mee stoppen. De dubbele-ochtend-hik is groter dan ikzelf.

Nu dacht ik: dit zal wel weer een van die onverklaarbare zwangerschapskwaaltjes zijn. Als je zwanger bent krijg je namelijk aan de lopende band vreemde kwaaltjes. Je hebt ineens een bult in je lies, een bloeduitstorting op je voet op of je kunt niet meer op het woord ‘bloemkool’ komen. Maar als je gaat googlen blijken de meeste van deze kwaaltjes er gewoon bij te horen. Online staan fora vol met vrouwen die precies dezelfde kwaaltjes hebben. En dat is fijn. Dan weet je dat je niet de enige bent en dat je je niet aanstelt. Of, dat je je in elk geval niet als enige aanstelt.

Zo struinde ik de afgelopen dagen hoopvol het internet af, op zoek naar lotgenoten in mijn strijd tegen de dubbele-ochtend-hik. Maar vreemd genoeg lijkt er niemand te zijn met hetzelfde probleem. Zelfs niet in het buitenland. Als ik Google op ‘double morning hiccups pregnancy’ krijg ik nul op rekest. Ik vrees dat dit een last is die ik in mijn eentje zal moeten dragen.

De egel-emoji

De egel-emoji

Mijn lievelings emoji is die van de egel. Als ik naar deze emoji kijk dan smelt ik. Er zijn nog wel meer lieve emojis, zoals bijvoorbeeld de otter, de luiaard en het nijlpaard, maar er is er geen één zo lief en troostend als de egel. Als ik door corona weer eens heen en weer geslingerd word tussen paniek en depressie, hoef ik alleen maar even naar de egel-emoji te kijken en ik word weer rustig.

Het zit ‘m denk ik in die glimlach op zijn gezicht. Die goeiige, bijna onnozele blik, waarmee hij lijkt te zeggen: pompidom, de wereld vergaat misschien, maar ik maak even een ommetje. In de lentezon. Of zijn het zijn voetjes? Die vier minuscule voetjes op een rij, waarvan iedereen kan zien dat ze hem niet ver gaan brengen in het leven. Maar dat maakt de egel niks uit, want hij hoeft nergens naartoe. Hij maakt gewoon even een ommetje. Op zijn minuscule voetjes. In de lentezon.

Sommige emoji’s hebben een dubbele betekenis, die mensen in alle landen snappen. Zoals de perzik, de aubergine en de zwarte voetafdrukken. Ik stel voor dat we de egel-emoji voortaan gebruiken als internationaal symbool van optimisme en troost. Voor iedereen die met één plaatje wil zeggen: Rustig maar, alles komt goed. Ga eerst maar even een ommetje maken in de lentezon. Dan zien we daarna wel weer verder.

Stop met zeggen ‘stop met hamsteren’

Even over dat hamsteren hè. Op nu.nl zag ik een aardig filmpje waarin wordt uitgelegd wat de psychologie achter hamsteren is. De kern van het verhaal is dat de meeste mensen vrij nuchter zijn en zelf niet van plan zijn om te gaan hamsteren. Maar wanneer zij vermoeden dat andere mensen wél hamsteren, verandert hun gedrag. Ze worden bang om achter het net te vissen, dus gaan ze ook maar even naar de supermarkt om extra spullen in te slaan. Hierdoor veranderen niet-hamsteraars onbedoeld dus toch in hamsteraars en zijn binnen de kortste keren alle spullen op.

Dat dit zo werkt heb ik zelf aan den lijve ondervonden. Ik had geen enkele zorgen over mijn voedselvoorraad, totdat Rutte meermaals op tv herhaalde dat iedereen onmiddellijk moest stoppen met hamsteren. Plots maakte paniek zich van mij meester. Stoppen met hamsteren? Stoppen met hamsteren? Hoezo stoppen met hamsteren?! Dus die asociale teringlijers zijn alle winkels aan het leegkopen? MAAR IK HEB OOK BIJNA NIKS IN HUIS!

En hop, daar ging ik, in gestrekte draf naar de supermarkt om mijn kar vol te laden met spullen die mij de komende jaren in leven zouden gaan houden. Kikkererwten in blik, afbak broden, rijst, pasta, linzen, koffie, thee, tomatenpuree, grote knakworsten en vier potten rode biet met appel. Ja, die laatste vond ik zelf ook verrassend. Nog nooit in de zevenendertig jaar dat ik op aarde rondloop heb ik mij aangetrokken gevoeld tot rode biet met appel. Uit een potje. Ik weet niet eens hoe je dat eet: warm, koud, gestoofd? En eet je dat dan bíj iets, of los met een vork uit de pot? Ach, die details konden mij in het heetst van de strijd niks schelen. Rode biet met appel klinkt als iets met vitamines en daar kun je er nooit genoeg van in huis hebben tijdens een pandemie.

En zie: in een oogwenk veranderden Mark Rutte en de media mij – een weldenkende, beschaafde en bescheiden burger – in een hebberige hamsteraar. Zonder het te weten wakkerden zij het sluimerende hamstervuur in mij aan. Ik kan mij zo voorstellen dat dit bij meer mensen zo gegaan is.

Daarom heb ik vandaag een kleine tip voor onze politieke vertegenwoordigers: als jullie willen dat mensen stoppen met hamsteren, doe dan alsof het niet gebeurt. Rep er met geen woord over. Deel geen plaatjes van lege schappen op social media, zet het niet in de krant en benoem het vooral niet in een persconferentie waar het halve land naar kijkt. Probeer in plaats daarvan de mensen te prijzen. Lieg dat jullie trots op ons zijn. Dat wij Nederlanders zo sociaal zijn om alleen datgene te kopen wat we zelf nodig hebben. Hoe nobel het is dat we genoeg over laten voor anderen, omdat wij wél begrijpen dat hamsteren niet nodig is. En roep ons daarna op om massaal foto’s te delen van volle schappen.

Ik vermoed dat mensen dan snel uitgehamsterd zijn.

Ongevraagd advies

Nu ik zwanger ben krijg ik van alle kanten ongevraagd advies. Want bijna iedereen is wel eens zwanger geweest, kent iemand die wel eens zwanger is geweest, of is ooit geboren uit iemand die zwanger was. Dus denken ze mij te mogen voorzien van allerlei adviezen, waarschuwingen en gouden tips. Ik word daar soms gek van. Maar dan zeggen alle mensen weer dat ik vooral niet moet luisteren naar de goedbedoelde adviezen van alle mensen.

En dan kom ik dus in een impasse. Want als ik luister naar het goedbedoelde advies van alle mensen om niet te luisteren naar de goedbedoelde adviezen van alle mensen, dan heb ik juist wel geluisterd naar de goedbedoelde adviezen van alle mensen, en dat is nou net wat ze allemaal afraadden!

Hmm. Misschien is het beter als ik tot de bevalling even het contact met de buitenwereld verbreek.

Sorry Terschelling

Terschelling in november. Het regent al dagen gestaag en er is geen toerist op het eiland. Alle café’s, restaurants en winkeltjes met eiland-snuisterijen houden tevreden hun deuren gesloten. Het is laagseizoen. Terschelling heeft even vrij.

Heerlijk rustig, dacht ik toen we aankwamen. Maar wanneer ik langs de boerderij van de buren loop, kijkt een vrouw mij van achter haar verzameling poezenbeeldjes boos aan. Ook haar buurvrouw schuift geërgerd haar kanten gordijntje opzij zodra ik langsloop. Op de dijk word ik afgesnauwd door een voorbijgaande fietser, die vindt dat ik daar niet mag lopen. Het wordt mij langzaam duidelijk: wij horen hier niet te zijn. Er zijn maar een paar weken per jaar dat de eilanders ongestoord kunnen genieten van hun uitzicht. En dan lopen wij langs. Met ons Randstadse hoofd.

Als we later die dag terugrijden van een wandeling op het strand, zie ik dat de viskraam in de haven open is. Zij zullen toch wel blij zijn met wat klandizie op deze stille dag? Ik trek de stoute schoenen aan, begroet het duo achter de toonbank zo vriendelijk mogelijk en bestel twee bakjes kibbeling. Terwijl mijn kibbeling ligt te spetteren in de olie, staren we gedrieën in stilte over het plein. Op een paar meeuwen na is het hier volledig uitgestorven.

Dan komt aan de overkant van het plein een zwarte auto aangereden. Tegen alle verwachtingen in, manoeuvreert hij zich handig tussen een rij paaltjes door en rijdt dwars over het plein naar ons toe. “Moet je noú zien!” roept de visboerin. “Ja hoor! Dat doet maar. Recht over het plein. Moet je nou kíjken Hans!” De auto komt op enkele meters van ons tot stilstand. Nu graait ook visboer Hans zijn bril van de toonbank om het schouwspel beter te kunnen bekijken. Hij maakt zich zo mogelijk nog drukker dan de visboerin. “Godsamme wat een volk. We zouden de politie moeten bellen. Laat ze maar lekker betalen!”

Ik probeer ondertussen stilletjes te verdwijnen achter een sta-tafel, want ik had hem direct herkend. Mijn auto. Mijn hond op de achterbank. Mijn vriendin achter het stuur. Ze zwaait enthousiast naar ons, maar ik doe alsof ik haar niet zie. “Zouden ze dat op het vasteland ook doen?” gaat visboer Hans verder. “Nee natuurlijk niet, daar houden ze zich allemaal keurig aan de regels. Maar op het eiland gelden die regels ineens niet meer.”

Er ringelt een belletje. Godzijdank, mijn kibbeling is klaar. Hans en de visboerin rommelen wat met vorkjes en papieren servetten. Heel even lukt het ze om hun aandacht op iets anders te richten dan de wegpiraat op het plein. “Super! Heel erg bedankt!” overschreeuw ik mijn ongemak. “Het ruikt nu al heerlijk!” voeg ik er bijna manisch aan toe. Dan begin ik met tegenzin aan mijn walk of shame. Over het plein naar de meest gehate auto van Terschelling. Als ik dichterbij kom draait mijn vriendin blij haar raampje open en roept “handig hè, ik sta gewoon hier!” Met gebogen hoofd stap ik in en maan haar om zo snel mogelijk weg te rijden.

Sorry Terschelling. Sorry dat we bestaan. Sorry dat we zo brutaal zijn geweest om jullie in november te storen. En sorry dat mijn vriendin soms niet weet waar ze wel en niet mag rijden, maar ik kan je verzekeren: dat weet ze op het vasteland ook niet.

Nogmaals sorry voor alles. Wij blijven de rest van de week wel binnen.

De beste wensen

Ik kwam vandaag ik een collega tegen die ik nog niet gezien had in het nieuwe jaar. Ik wenste hem de beste wensen en toen zei hij: “Dat mag niet meer hè, het is al 6 januari geweest.” Nou vind ik het sowieso al vervelend als mensen mij betuttelen, maar dit loopt wat mij betreft de spuigaten uit. Ik wens hem de beste wensen – lees: een onbaatzuchtige daad van liefde voor mijn medemens – en in plaats van ze dankbaar aan te nemen vindt hij het nodig om mij op de regels te wijzen. Nee oké prima, dan krijg je toch gewoon níet de beste wensen? Weet je wat? Ik hoop dat je dit jaar Rodehond krijgt. 

Het is toch eigenlijk merkwaardig dat wij een systeem hanteren waarbij we elkaar het hele jaar al het slechts van de wereld mogen toewensen (immers: vrijheid van meningsuiting) en maar zes dagen per jaar het beste?

Ik vind het qua seizoen ook helemaal niet kloppen. Als het zomer is en zonnig, dan gun ik iedereen alles. Als ik op een warme zomeravond over de Amsterdamse grachten fiets, dan hou ik van iedereen. Dan zou ik het liefst over het water willen roepen: de beste wensen, mooie mensen! Maar tussen 1 en 6 januari heb ik dat nooit. Dan is het koud en mistig, de zon komt nooit meer op en ik heb net een week met mijn familie doorgebracht. Dan heb ik juist meer dat ik iedereen die voor mijn voeten loopt een tergend langzame ondergang toewens.

Daarom stel ik voor dat we het schema omdraaien. Laten we met zijn allen afspreken dat we elkaar voortaan het hele jaar lang de beste wensen wensen en alleen tussen 1 en 6 januari het slechtste. En dan maken we van die dagen ook echt een feestje. Een zesdaags festival met muntjes, pendelbussen, rollende keukens alles. We noemen het Fête de la Tourette –  laten we stoppen met opkroppen! Dan mag heel Nederland elkaar daar, op een modderig festivalterrein, zes dagen lang het aller- allerslechtste wensen. Heerlijk. “Kijk uit je doppen blinde tak, je ziet toch dat ik hier loop? Ik hoop dat je vrouw een schimmel aars krijgt.” “Hé wat zit je nou te kijken lamme zeug? Ik hoop dat je in de schuldsanering komt. En je moeder ook.” God wat lijkt me dat lekker. 

En dan na een dag of zes is alle opgekropte woede eruit en dan zijn we prima in staat om elkaar de rest van het jaar alleen maar het allerbeste te wensen.

Pendelen tussen bank en basis

Vandaag zag ik op Nu.nl een kop staan: ‘5 dingen die je moet weten over Sporting-Dortmund’. Dit vond ik een merkwaardige kop, temeer ik geen idee had waar dit over zou kunnen gaan. Wie of wat is Sporting-Dortmund? En hoe kan het zijn dat er vijf dingen zijn die ik daarover zou móéten weten? Het intrigeerde me, dus ik klikte erop.

In eerste instantie werd ik lichtelijk teleurgesteld: het waren toch niet echt dingen die ik zou moeten weten. Het ging prima met me voordat ik wist dat Sporting en Dortmund twee voetbalclubs zijn die vanavond een belangrijke wedstrijd tegen elkaar spelen (ding 1). En dat er vier Nederlanders bij Sporting spelen (ding 2). En dat de Nederlandse spits Bas Dost bij Sporting het plezier in het voetbal weer heeft teruggevonden, nadat hij bij Wolfsburg jarenlang pendelde tussen bank en basis (ding 3). Aha! Bij ding 3 werd toch ineens mijn interesse gewekt. Niet vanwege de fascinerende inhoud, maar vanwege de uitdrukking ‘pendelen tussen bank en basis’. Wie pendelt er tegenwoordig nou nog? Ja, mensen die naar een festival in Spaarnwoude moeten, die pendelen. Maar dat gaat meestal ook gepaard met de nodige pendelbusjes en dienstregelingen. Maar Bas Dost pendelde zelf, jaren lang, tussen bank en basis. Bij Wolfsburg. Fascinerend vind ik het.

Ik had nog nooit eerder gehoord over de mogelijkheid van pendelen tussen bank en basis, maar ik denk wel dat ik deze uitdrukking vanaf nu vaker ga gebruiken. “Gottegot, de kerstdagen komen er weer aan; dat wordt weer lekker een weekje pendelen tussen bank en basis.” Of “Tja, forenzen, wat kan ik er over zeggen? Het blijft toch pendelen tussen bank en basis.”

Zingen in de regen

Ik hou er niet van als het heel hard regent. Vooral niet als ik er te laat achter kom dat het heel hard regent, waardoor ik de hele dag doorweekt op mijn werk moet doorbrengen.

Waar ik echter nog minder van hou zijn mensen die krampachtig proberen om de stemming erin te houden als het regent. Neem nou de moeder met wie ik vanmorgen voor een stoplicht stond te wachten. Ze was haar drie kinderen met een bakfiets naar school aan het brengen en de situatie was overduidelijk niet om over naar huis te schrijven. De bak van haar fiets stond vol met water, haar kinderen waren kleddernat en de twee kleinsten zaten keihard te huilen. Maar hun moeder wilde dit verdriet niet erkennen. In plaats daarvan zong zij uit volle borst:

Het regent, het regent, de pannetjes worden nat.
Er kwamen twee boerinnetjes, die vielen op hun kinnetjes.
Het regent, het regent, de pannetjes worden nat.

Nou, dit zogenaamde opvrolijken is aan mij niet besteed. Niet omdat ik de moeder in kwestie geen vrolijkheid gun, maar omdat ze haar geluk probeert te verkrijgen over de rug van anderen. Want, zoals de oplettende lezer wellicht heeft opmerkt: in het middenstuk van dit lied komen twee vrouwelijke agrariërs lelijk ten val. Vervolgens wordt er gedaan alsof er niets aan de hand is!  Geen woord wordt er meer gerept over de toedracht van het ongeval (waaróm vallen die boerinnetjes ineens, tegelijk, op hun onderkaak?),  laat staan over de afloop van het incident (hoe maken de agrariërs in kwestie het nu?). De bakfietsmoeder zingt vrolijk verder en lijkt helemaal niets om de boerinnetjes te geven. Dat vind ik ronduit onsympathiek.

Weet zij veel, misschien liggen die twee arme vrouwtjes nu nog te verpieteren in de regen. Maar te hulp schieten, ho maar. Als zij haar kinderen maar met een lach op het gezicht in de blokkenhoek kan afleveren.

Zo zie je maar weer mensen: de maatschappij vervlakt, en de mensen van wie je het het minst verwacht doen hier het hardst aan mee. Bah.

Watervallen

Sommige dingen snap ik niet zo goed. Neem nou watervallen. Hele grote watervallen, zoals de Niagara Falls.

Dat is toch eigenlijk gewoon heel veel water dat naar beneden valt? Punt? Of mis ik iets? Toch zijn er mensen die de hele wereld over reizen om dit soort watervallen te bekijken. Eenmaal daar betalen ze een godsvermogen om een rondvaart te mogen maken op de rivier die later waterval zal worden (haha, het water moest eens weten!), en ze maken honderden foto’s en duizenden filmpjes van het naar beneden vallende water.

Daarna gaan ze met alle andere bezoekers naar het nabijgelegen souvenirwinkeltje, waar ze voor enorme bedragen aan t-shirts, petten en standbeelden van het naar beneden vallende water kopen. Eenmaal thuisgekomen geven ze die spullen een mooie plek in hun kamer, terwijl ze op hun telefoon nog eens uitgebreid kijken naar de foto’s en filmpjes van het moment dat ze daadwerkelijk heel dicht in de buurt waren van het naar beneden vallende water.

Maar hun eigen kraan, daar kijken ze niet naar om. Heel merkwaardig allemaal.

© Jans Budding 2020