Op Clubhouse vertelt Giel Beelen alles

Ik kreeg deze week een uitnodiging voor Clubhouse. De nieuwe hype op social media. Voor wie het nog niet kent (en dus nu al hopeloos achterloopt): Clubhouse is een platform waarop je gesprekken kunt voeren, terwijl andere mensen meeluisteren. Alleen in audio, dus zonder beeld erbij. Een soort conference-call met onbekenden. In de app zie je een overzicht van alle gesprekken die gaande zijn en daar kun je dan naar luisteren. En als je iets wil zeggen kun je een digitale hand opsteken. Dat is het. Je kunt verder niet chatten, niks liken, geen grappige gifjes delen. Het is praten of luisteren. Horen of gehoord worden. En het is dus nieuw. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik ben na een jaar van lockdowns blij met alles wat maar ook een beetje nieuw of anders is. Dus ik had er zin in. Met de spanning van een jarig kind maakte ik mijn entree, benieuwd naar al het moois dat Clubhouse me te bieden heeft.

Ik viel meteen in een gesprek dat heette: Business Babes Success Stories. Drie ondernemers slash business babes legden uit hoe zij toch zo ongelofelijk succesvol geworden waren. Twee uur lang vertelden ze over hun slimme verdienmodellen en hoeveel ‘K’ ze per maand binnen harkten. Tussendoor staken ze voortdurend digitale veren in elkaars digitale reetjes. Op datzelfde moment vond in mijn netwerk nog een tiental andere gesprekken plaats, met titels als: Zo krijg je meer volgers op LinkedIN, Master Your Money Mindset met Monica Geuze en Giel Beelen vertelt alles. Ik vind het normaal gesproken al veel als Giel Beelen één ding vertelt, maar op Clubhouse vertelt hij dus echt alles.

Maar niet zomaar aan iedereen, want Clubhhouse is een exclusieve club. Het is alleen toegankelijk voor mensen met een uitnodiging. Hierdoor wordt het bevolkt door de crème de la crème van social media. Mensen die zich graag onderscheiden van het plebs. Het zijn de types die voor corona rondhingen in exclusieve clubs als de Jimmy Woo: (semi-)BN’ers, influencers, business coaches en zelfbenoemd entrepreneurs. En als ik ergens een hekel aan heb, zijn het wel (semi-)BN’ers, influencers, business coaches en zelfbenoemd entrepreneurs. Dit zijn mensen die denken dat werkelijk alles wat zij te vertellen hebben ook interessant is voor anderen. Voor deze doelgroep is Clubhouse een uitkomst. Want hier kunnen ze de godganse dag als zelfbenoemde experts te oreren over hun zelfverzonnen expertises.

Dankzij YouTube kan iedereen tv maken. Dankzij podcasts kan iedereen radio maken. Dankzij Clubhouse kan iedereen nu hoofdspreker zijn op zijn eigen congres. En wij, de andere gebruikers, hebben het grote voorrecht om hier naar te luisteren. Zo bijzonder. Zo exclusief.

Het enige wat ik écht leuk vond was een gesprek dat heette Dertig minuten gezellig samen je bek dicht houden. Op een ongemakkelijk lachje en een paar typende vingers na, hoorde je een half uur lang helemaal niks. Niet één (semi-)BN’er, influencer, business coach of zelfbenoemd entrepreneur kwam aan het woord. Goddelijk! Ik had die app natuurlijk ook gewoon uit kunnen zetten, maar toch had het iets gezelligs om samen stil te zijn. De zwijgende aanwezigheid van 173 vreemden gaf me weer even het gevoel van samen werken in de bibliotheek.

Men zegt dat Clubhouse zijn succes te danken heeft aan het gebrek aan sociale interactie tijdens de lockdown. Mensen zouden er naar snakken om weer eens iemand te horen praten die ze niet kennen. Dat heb ik ook. Maar niet déze mensen over déze onderwerpen. Wat ik mis zijn de normale gesprekken tussen normale mensen. Ik wil niet naar de Jimmy Woo met Giel Beelen en Monica Geuze. Ik wil naar café Het Rakkertje in Alblasserdam. Ik wil eindeloos ouwehoeren met nieuwe beste vrienden die ik daarna nooit meer zal zien. Ik wil keihard meezingen met ‘Why Tell Me Why’ en dat niemand merkt dat ik de tekst niet ken. Ik wil dat iemand gewoon weer eens een lauw biertje in mijn nek gooit. Is dat nou zo veel gevraagd?

Sorry Terschelling

Terschelling in november. Het regent al dagen gestaag en er is geen toerist op het eiland. Alle café’s, restaurants en winkeltjes met eiland-snuisterijen houden tevreden hun deuren gesloten. Het is laagseizoen. Terschelling heeft even vrij.

Heerlijk rustig, dacht ik toen we aankwamen. Maar wanneer ik langs de boerderij van de buren loop, kijkt een vrouw mij van achter haar verzameling poezenbeeldjes boos aan. Ook haar buurvrouw schuift geërgerd haar kanten gordijntje opzij zodra ik langsloop. Op de dijk word ik afgesnauwd door een voorbijgaande fietser, die vindt dat ik daar niet mag lopen. Het wordt mij langzaam duidelijk: wij horen hier niet te zijn. Er zijn maar een paar weken per jaar dat de eilanders ongestoord kunnen genieten van hun uitzicht. En dan lopen wij langs. Met ons Randstadse hoofd.

Als we later die dag terugrijden van een wandeling op het strand, zie ik dat de viskraam in de haven open is. Zij zullen toch wel blij zijn met wat klandizie op deze stille dag? Ik trek de stoute schoenen aan, begroet het duo achter de toonbank zo vriendelijk mogelijk en bestel twee bakjes kibbeling. Terwijl mijn kibbeling ligt te spetteren in de olie, staren we gedrieën in stilte over het plein. Op een paar meeuwen na is het hier volledig uitgestorven.

Dan komt aan de overkant van het plein een zwarte auto aangereden. Tegen alle verwachtingen in, manoeuvreert hij zich handig tussen een rij paaltjes door en rijdt dwars over het plein naar ons toe. “Moet je noú zien!” roept de visboerin. “Ja hoor! Dat doet maar. Recht over het plein. Moet je nou kíjken Hans!” De auto komt op enkele meters van ons tot stilstand. Nu graait ook visboer Hans zijn bril van de toonbank om het schouwspel beter te kunnen bekijken. Hij maakt zich zo mogelijk nog drukker dan de visboerin. “Godsamme wat een volk. We zouden de politie moeten bellen. Laat ze maar lekker betalen!”

Ik probeer ondertussen stilletjes te verdwijnen achter een sta-tafel, want ik had hem direct herkend. Mijn auto. Mijn hond op de achterbank. Mijn vriendin achter het stuur. Ze zwaait enthousiast naar ons, maar ik doe alsof ik haar niet zie. “Zouden ze dat op het vasteland ook doen?” gaat visboer Hans verder. “Nee natuurlijk niet, daar houden ze zich allemaal keurig aan de regels. Maar op het eiland gelden die regels ineens niet meer.”

Er ringelt een belletje. Godzijdank, mijn kibbeling is klaar. Hans en de visboerin rommelen wat met vorkjes en papieren servetten. Heel even lukt het ze om hun aandacht op iets anders te richten dan de wegpiraat op het plein. “Super! Heel erg bedankt!” overschreeuw ik mijn ongemak. “Het ruikt nu al heerlijk!” voeg ik er bijna manisch aan toe. Dan begin ik met tegenzin aan mijn walk of shame. Over het plein naar de meest gehate auto van Terschelling. Als ik dichterbij kom draait mijn vriendin blij haar raampje open en roept “handig hè, ik sta gewoon hier!” Met gebogen hoofd stap ik in en maan haar om zo snel mogelijk weg te rijden.

Sorry Terschelling. Sorry dat we bestaan. Sorry dat we zo brutaal zijn geweest om jullie in november te storen. En sorry dat mijn vriendin soms niet weet waar ze wel en niet mag rijden, maar ik kan je verzekeren: dat weet ze op het vasteland ook niet.

Nogmaals sorry voor alles. Wij blijven de rest van de week wel binnen.

© Jans Budding 2020