Ik hou er niet van als het heel hard regent. Vooral niet als ik er te laat achter kom dat het heel hard regent, waardoor ik de hele dag doorweekt op mijn werk moet doorbrengen.
Waar ik echter nog minder van hou zijn mensen die krampachtig proberen om de stemming erin te houden als het regent. Neem nou de moeder met wie ik vanmorgen voor een stoplicht stond te wachten. Ze was haar drie kinderen met een bakfiets naar school aan het brengen en de situatie was overduidelijk niet om over naar huis te schrijven. De bak van haar fiets stond vol met water, haar kinderen waren kleddernat en de twee kleinsten zaten keihard te huilen. Maar hun moeder wilde dit verdriet niet erkennen. In plaats daarvan zong zij uit volle borst:
Het regent, het regent, de pannetjes worden nat.
Er kwamen twee boerinnetjes, die vielen op hun kinnetjes.
Het regent, het regent, de pannetjes worden nat.
Nou, dit zogenaamde opvrolijken is aan mij niet besteed. Niet omdat ik de moeder in kwestie geen vrolijkheid gun, maar omdat ze haar geluk probeert te verkrijgen over de rug van anderen. Want, zoals de oplettende lezer wellicht heeft opmerkt: in het middenstuk van dit lied komen twee vrouwelijke agrariërs lelijk ten val. Vervolgens wordt er gedaan alsof er niets aan de hand is! Geen woord wordt er meer gerept over de toedracht van het ongeval (waaróm vallen die boerinnetjes ineens, tegelijk, op hun onderkaak?), laat staan over de afloop van het incident (hoe maken de agrariërs in kwestie het nu?). De bakfietsmoeder zingt vrolijk verder en lijkt helemaal niets om de boerinnetjes te geven. Dat vind ik ronduit onsympathiek.
Weet zij veel, misschien liggen die twee arme vrouwtjes nu nog te verpieteren in de regen. Maar te hulp schieten, ho maar. Als zij haar kinderen maar met een lach op het gezicht in de blokkenhoek kan afleveren.
Zo zie je maar weer mensen: de maatschappij vervlakt, en de mensen van wie je het het minst verwacht doen hier het hardst aan mee. Bah.